MOLEN DE JONGE HENDRIK

Den Ander
Den Andel, De Jonge Hendrik

De bijzonder naam van deze molen in Den Andel komt door de geboorte van Hendrik die  tijdens de bouw geboren werd in het molenhuis. Pelmolens als deze bleven in Groningen langer in bedrijf dan elders in ons land. Dat kwam omdat gort werd gebruikt in gerechten als zoep’mbrij en mous (karnemelkse pap en boerenkool).

De Jonge Hendrik werd in 1875 gebouwd door molenmaker Jan Hendriks van der Veen uit Mensingeweer.
De achtkant en kap kwamen van een in 1874 afgebroken korenmolen uit Niekerk (gemeente Grootegast) die daar gebouwd werd in 1847 ter vervanging van een standerdmolen uit 1610. Deze standerdmolen had een vlucht van 18,80 meter. Nog steeds dient de oude standerd als koningspil.
Het spoorwiel, diameter 2,96 meter, is het omgebouwde bovenwiel uit diezelfde standerdmolen. De inkepingen voor de acht plooistukken zijn in de kruisarmen nog zichtbaar.


Op de plaats van De Jonge Hendrik hebben twee voorgangers gestaan, gebouwd in 1852 en 1859, beide afgebrand en beide genaamd ‘Noordermolen’. Aan de de zuidkant in de buurt van de kerk van het dorp stond de Zuidermolen die 1878 afbrandde en niet meer werd herbouwd.
Ooit werd hier gemalen met drie koppel stenen (waarvan er nog één aanwezig is).

Deze molen kreeg vooral bekendheid als pelmolen: jarenlang was Tiddo Muda hier de mulder/pelder. Deze molen was de enige in Nederland waar nog geregeld werd gepeld. Niet dagelijks, want voor pellen is veel wind nodig, bij windkracht 6 begint het en bij windkracht 7 gaat het pas echt goed!

In 1972 onderging de molen een grote restauratie. Hierbij heeft de fa. Bremer uit Adorp met
name het zeer pelwerk grondig herzien en deels vernieuwd. Zo waren beide stenen totaal ‘op’, en vervangen door exemplaren uit de – destijds zwaar vervallen – Aeolus te Farmsum.
Uiteindelijk kwam aan het productieve bestaan van deze molen een einde op 29 januari 1983 toen werd er voor het laatst gepeld. In juli 1998 werd voor het laatst gemalen. Echte stilstand volgde niet, want er werd af en toe nog wel gedraaid.

In 2002 werd, vooruitlopend op verder herstel, de stelling geheel vernieuwd. In oktober 2004 begon de fa. Dunning met de restauratie: zo stak men een nieuwe buitenroede.
Helaas bleek toen dat de binnenroede veel slechter was dan verondersteld, de molen kon niet draaivaardig worden opgeleverd. Deze tegenvaller moest opnieuw worden gefinancierd en dat kostte tijd.
In 2006 werd eerst klein herstel verricht, in juli 2007 kwamen uiteindelijk een nieuwe binnenroede en lange spruit. Sindsdien wordt de molen weer geregeld aan het draaien gebracht. Met de vervanging van de lange spruit in 2007 ging helaas een stukje geschiedenis verloren: de oude spruit was al in 1903 geplaatst, maar feitelijk een korte spruit, afkomstig van een (onbekende) molen met een veel grotere kap. De gaten voor het achterkeuvelens en de ogen voor de ophangijzers voor de lange schoren waren nog altijd aanwezig.

CONSTRUCTIE VAN DE MOLEN

Romp

Kap

Vlucht

Wiekenvorm

Wiekverbeteringen


Wiekenkruis


Bovenas


Kruiwerk

Vang

Inrichting

Overbrengingen










Hoogte

Versieringen






Molenmaker

Links:

Allemolens.nl
Voorganger de Noordermolen

Houten achtkant, gedekt met dakleer, op stenen onderbouw

Gedekt met verticaal gepotdekselde planken

21,00 m.

Binnenroede: systeem Dekker met zelfzwichting en neusremkleppen;
Buitenroede: Van Bussel met zelfzwichting en neusremkleppen

Rond 1903 had de molen op beide roeden zelfzwichting met Oud-Hollandse voorzomen.
In 1934 werd de binnenroede vervangen en toen voorzien van het systeem Dekker met zelfzwichting.
In 1944 kreeg de (nieuwe) buitenroede een experimenteel systeem, bedacht door Chr. Bremer, bestaande uit een enkele over de lengte draaibare klep, zonder voorzoom. Dit voldeed kennelijk niet en werd in 1945 weer verwijderd.
Vermoedelijk daarna is hier het systeem Van Bussel met zelfzwichting en ook dwarskleppen op aangebracht. Later zijn de dwarskleppen komen te vervallen.

Neutenkruiwerk met 24 neuten en 8 dunne keerneuten in de kuip; kruilier (elektrisch) met rondgaande ketting

IJzeren hoepelvang; vangbalk met haak; vangstok

Eén koppel 16der kunststenen; twee pelstenen; pletterij; drie elevatoren; gortzeverij; waaierkast; koekenbreker; kammenluiwerk

Bovenwiel 65 kammen
Bovenbonkelaar 34 kammen
Luitafel 26 kammen
Luiwiel 21 kammen
Elevatorwiel 10 kammen
Spoorwiel 97 kammen
Pelschijflopen 19 staven
Steenschijfloop 25 staven
Overbrengingsverhoudingen 1 : 6,46 (maalwerk) en 1 : 9,76 (pelwerk)

stelling: 7,90 m.

Met enige diepe krullen uitgeruste baard, met de opschriften ‘De Jonge Hendrik’ en daaronder ’18’ ’75’, vervaardigd door Martin van Doornik.
In de toog van het fraaie boograam boven de toegangsdeuren zijn twee sluitstenen aangebracht.
Zeer opvallend is de rood-wit-blauw beschilderde kroonlijst aan de bovenzijde van de romp.
Op het bovenwiel komt het jaar ‘1847’ voor.

J.H. van der Veen, Mensingeweer (1875)

(bovenstaande gegevens zijn ontleend aan de molendatabase)